4.10. Lichtontwerper en theatertechniek

© Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - en Janine Slijkhuis - www.janineslijkhuis.nl - klik hier voor meer informatie

Samenwerking 7

Veel groepen vragen de lichtontwerper er pas een paar weken voor de uitvoering bij. Theaterlicht wordt dan de sluitpost van de vormgeving. Dat is jammer: juist in muziektheater kan theaterlicht zo’n schitterende rol spelen!
Soms wordt dit in de hand gewerkt, door theatertechnici van een theater die toezeggen dat zij het lichtplan wel kunnen maken — en tegelijkertijd de boodschap meegeven dat de regisseur drie weken voor de voorstelling welkom is om zijn lichtwensen voor te leggen.
Dan moet je als regisseur dus in staat zijn om de juiste vragen te stellen. En dan moeten je toneelinrichting en mise-en-scène al die tijd daarvoor al afgestemd zijn op mogelijkheden van het licht.

De musical Annie opent in de slaapzaal van het weeshuis. Midden in de nacht begint, in het donker, één van de meisjes in haar slaap te huilen.
Verderop in het stuk zingt Annie op straat, alleen in de kou, een song met haar hond.
En nog later heeft Annie een intieme scène met haar toekomstige vader.
Zouden alle drie die gebeurtenissen op het speelvlak op dezelfde plek kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld: ergens in het midden, niet te ver naar achteren?
Dan zou mijn lichtsuggestie zijn: die plek intiem met één spot (of twee kruislings gerichte spots) van voren uitlichten. En dan op diezelfde plek twee kleuren tegenlicht zetten (bijvoorbeeld met een koud blauw en een warm gold), zodat je deze plek meermalen kan gebruiken èn kan variëren in de sfeer via het tegenlicht.
In een grote schouwburg zou je hier overigens de volgspots voor kunnen inschakelen.
Bij de scène met het huilende weesmeisje zou je vanuit het donker kunnen beginnen. Dan laat je haar overeind komen in zacht frontlicht met veel blauw tegenlicht op die ene plek alleen, en dan even later kan je in één klap, alsof schel licht aangaat in de slaapzaal, het totaal aan laten ‘springen’.
In de straatscène kan het totaal grotendeels uitgefaded worden, waarbij het intieme midden overblijft voor Annie’s song, met uiteraard blauw tegenlicht.
Maar bij de scènes met haar toekomstige vader zou je het warme tegenlicht kunnen gebruiken.
Wanneer je volgspots gebruikt, kun je nog kiezen uit een scherp afgekaderde cirkel, of een lichtvlek met een mooi naar het donker uitvloeiende overgang aan de randen.

In het voorbeeld hierboven kunnen regisseur en lichtontwerper elkaar inspireren, waarbij het licht gevolgen heeft voor de mise-en-scène en het plaatsen van zetstukken, en er tegelijkertijd efficiënt en toch veelzijdig omgegaan wordt met het licht.

Technische vragen

Er is nog een reden om heel vroeg te overleggen met theatertechnisch deskundige medewerkers.
Dankzij tv en film is vrijwel iedereen sterk geschoold in filmisch denken. In film wordt ongelooflijk veel opgelost via techniek.
Zodra er een dramatisch probleem opduikt, zijn we geneigd om in technische oplossingen te denken:

  • ‘dan zetten we daar toch gewoon even een spotje op?’
  • ‘dan maken we een mechaniekje, en dan gaat het vanzelf,’
  • ‘o, dat soort dingen heeft ieder theater.’

Het resultaat is, dat pas op de generale repetitie blijkt of zo’n technische oplossing wel of niet werkt. Of eigenlijk onmogelijk is. Helaas.

Daar passen twee gedachten op:

  • los een dramatisch probleem liever op met dramatische middelen, dan dat je er op vertrouwt dat iets even technisch opgelost wordt,
  • tenzij je er (in overleg met technici) meer dan 100% van overtuigd bent dat het ook echt werkt.

Een voorbeeld is het werken met projectie van video- of powerpointbeelden.
Dat is goed mogelijk:

  • wanneer een projector beschikbaar is die onder de gewenste hoek werkt, met de juiste beeldgrootte en de benodigde lichtsterkte,
  • wanneer alle kabeltjes het doen, vaak over een grote afstand,
  • wanneer de achtergrond zich leent voor projectie, of een videoscherm geruisloos op de benodigde snelheid kan neerdalen en weer verdwijnen,
  • wanneer de lichtomstandigheden zo aangepast kunnen worden (het moet rond de projectieplek voldoende donker zijn) dat het beeld ook tot zijn recht komt,
  • wanneer de gebruikte beelden passen in het hele vormgevingsontwerp (bijvoorbeeld: het realisme van foto’s verdraagt zich niet automatisch met een door kinderen geschilderd decor),
  • wanneer de beelden zijn ontworpen op het van veraf bekijken (ook de achterste rij heeft recht op voldoende details).

Een aantal van dit soort zaken kun je vaak pas op het podium zelf echt zien!