Hoofdstuk 2: Toepassen

les dramatische vormimg - pantomime - een rol spelen © Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - klik hier voor meer informatie

Karaktereigenschappen benoemen

Een speloefening om de vervormingen uit te proberen.

Eventueel op een neutraal muziekje lopen de kinderen vanuit één vervorming door de zaal.
Mogelijke opdrachten:

  • Terwijl je rondloopt zie je opeens iets op de grond liggen. Daar ligt de lievelingswens van de rol die je gaat spelen!
    Loop er op af om je lievelingswens te pakken. Maar als je vlakbij bent is die opeens verdwenen, alsof hij onzichtbaar is geworden.
    Je loopt weer door, waarna het even verderop opnieuw gebeurt.
  • Geef na een eerste oefenronde duidelijk aan, hoe je de ontdekking van je lievelingswens incasseert, er even bij stilstaat, er misschien zelfs voor achteruit gaat.
    Wanneer je lievelingswens verdwenen is reageer je daar op, je loopt niet zomaar door. Hoe reageert jouw rol? Past dat bij je manier van bewegen?
  • Laat de kinderen karaktertrekken benoemen bij het geoefende bewegingspatroon.
  • Doe hetzelfde met een andere vervorming: licht/zwaar, breed/smal, hol/bol.
  • Een speciale vervorming levert het 'trekpunt neus' op: je kan je hoofd draaien, buigen, maar ook schuiven: je kan je kin recht naar voren schuiven, alsof je nek uitschuift. Alsof je neus recht naar voren getrokken wordt. Dat levert heel speciale karaktereigenschappen op!
  • Laat aan het eind ieder kind kiezen voor één vervorming met één helder benoemde karaktereigenschap. Vertaal de vervormingen in de trekpunten buik/borst/neus.
  • Maak daar het volgende spel mee:
     
    • Opnieuw loop je rond. Plotseling zie je je lievelingswens weer. Maar nu krijg je hem in je bezit.
    • Bedenk hoe jouw rol dat doet: die lievelingswens krijgen. Neem je hem zomaar mee, doe je dat stiekem, vraag je er om aan een onzichtbare medespeler, ben je zo rijk dat je hem koopt, of moet je er voor werken, enz. enz. enz.
  • Deel tenslotte de kinderen in groepen met dezelfde vervorming/trekpunt in.
     
    • Laat ze met die groep gelijktijdig hun verhaal met de lievelingswens spelen. Bijvoorbeeld: eerst alle kinderen met trekpunt buik, daarna met trekpunt borstbeen, daarna met trekpunt neus. Wanneer ze hun lievelingswens in hun bezit hebben nemen ze hem mee naar hun plaats en gaan daar weer zitten.
    • Daarna hetzelfde voor een andere groep. Meestal geeft dat een enorm verschil te zien!

Veel genoemde karaktereigenschappen

Het benoemen van karaktereigenschappen is niet gemakkelijk. Ik kwam ooit in plaats daarvan de vakterm speelbare houding tegen. Bijvoorbeeld: dik is eigenlijk geen karaktereigenschap. Maar wanneer een kind daar een heldere voorstelling bij heeft (bijvoorbeeld gezellig, of altijd moe) dan kan het wel degelijk een prachtige speelbare houding opleveren. Ik reageer meestal op de uitdrukking en lichaamstaal van een kind, wanneer het zo’n eigenschap benoemt, of ik het goed vind of dat ik er over doorvraag.

Eén categorie eigenschappen accepteer ik nooit: gek, raar, leip, enz.
Wanneer kinderen dergelijke termen gebruiken betekent het soms, dat ze de opdracht niet aandurven. En zich inderdaad voor gek voelen staan als je zo raar beweegt. Soms maken ze ook van de gelegenheid gebruik om een klasgenoot belachelijk te maken: die doet gek!
Ik leg dan uit, dat je wel kan vinden dat iemand gek doet, maar dat de persoon zelf zich meestal niet gek voelt. Maar alles wat-ie doet logisch vindt. En alles wat-ie doet dan ook vanuit een andere karaktertrek doet. Bijvoorbeeld sloom, of aldoor maar verbaasd.

Hieronder wat voorbeelden, zoals kinderen die benoemen:

Zwaar en geaard:

  • sloom, lui, vadsig. Vanuit de oefening met de wip benoemen mensen dit vaak als eerste.
  • dom.
  • maar wanneer je het combineert met breed/smal komen er ook karakteriseringen als macho, vechtersbaas, opschepper.

Licht en hoog:

  • vrolijk, kinderlijk.
  • deftig, uit de hoogte, soms ook gemeen.
  • balletdanseres (is dat een karaktertrek?)

Trekpunt neus:

  • nieuwsgierig, onderzoekend.
  • waakzaam, opmerkzaam.
  • achterdochtig, sluw, gemeen.
  • verstrooide professor

In principe zijn er nog veel meer vervormingen en trekpunten mogelijk. Bijvoorbeeld:

  • één schouder optrekken: gemeen of bang.
  • je benen indraaien: verlegen.
  • je onderkaak naar voren trekken: bazig, grote mond.
  • je onderkaak naar achteren trekken: deftig, aardappel in je keel.

Ik heb ooit meegemaakt, dat een meisje een trekpunt aan haar voeten verzon, waarmee haar voeten opzij getrokken werden. Ik had toch gezegd dat je eigenlijk overal een trekpunt kon maken? We hebben er toen samen maar even tijd voor genomen om te ontdekken wat voor karaktertrek dat eigenlijk opleverde… Het werd een vrolijk typetje, dat steeds even opzij huppelde.

Bredere toepassingen

In feite kan je deze principes altijd gebruiken, zodra je een rol speelt. Het je aanmeten van een karaktertrek/speelbare houding betekent bijvoorbeeld, dat je altijd vanuit die karaktertrek/houding kan deelnemen aan het verhaal, ook als je misschien even niks te doen leek te hebben. En dat je voor het publiek (en jezelf!) actief en helder herkenbaar betrokken blijft.

Dat geldt ook in bijvoorbeeld tableaus, of in vertellingen.

Bij het weergeven van verschillende figuren in vertellingen helpt het enorm wanneer je aan elke persoon uit het verhaal één kleine vervorming meegeeft. En dan bliksemsnel schakelt tussen de verschillende vervormingen.