2. Werkvormen dramatische vorming
vertelles en les dramatische vorming © Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - klik hier voor meer informatie
Je kan op elk gewenst moment een verhaal onderbreken voor een drama-activiteit.
In mijn lessen aan eerstejaars op de Pabo begon ik de eerste les vaak met tableaus. Dat is een laagdrempelige werkvorm, die snel succesvol is. Het gevolg was, dat bij de opdracht om dramacomposities te maken studenten vaak het eerst aan tableaus dachten.
Maar was dat op dat moment van het verhaal de beste keuze? Volgens mij niet altijd.
De vraag die ik dan stelde was: wat zijn de speciale eigenschappen van tableaus, wat is de kracht van die werkvorm, en maak je op dit moment van het verhaal bewust gebruik van die kracht? Of zou een andere werkvorm misschien handiger zijn?
Ik bekijk daarom een aantal werkvormen op hun kracht en speciale eigenschappen, zodat ik ze bewuster kan toepassen om de beleving of het begrip van een verhaal te versterken.
Aan een aantal van deze werkvormen geef ik op deze website meer aandacht in aparte hoofdstukken.
Tableau vivant
Een tableau is een soort foto van een scène: alle spelers staan als bevroren beelden op het speelvlak.
Sterke kanten van de werkvorm zijn dan:
- laagdrempelig: je hoeft geen scène te spelen, alleen maar stil te staan,
- je maakt een beeld van een situatie, dat het publiek èn de spelers zelf goed kunnen bekijken,
- dat beeld is een soort samenvattend overzicht van een kernmoment uit het verhaal,
- met meerdere beelden kan je een stripverhaal maken, waarin een ontwikkeling helder zichtbaar gemaakt wordt,
- iedere speler kan een eigen reactie op de situatie uitbeelden, met een eigen emotie of handeling,
- je kan er onderlinge relaties mee uitbeelden, bijvoorbeeld: iemand die de baas speelt tegenover/naast achter/voor iemand die ondergeschikt is.
Creatief spel, afspreekspel
Subgroepjes spreken af om een kort toneelstukje te spelen. Dat kan op allerlei momenten en manieren, zoals:
- vooraf: inleven in de situatie waarvanuit het verhaal straks start,
- tijdens het verhaal: een kernmoment uit het verhaal vanuit de verschillende rollen beleven,
- bij een spannend moment, of een dilemma: bedenk/verken hoe het nu verder zou kunnen gaan, of hoe het zou kunnen aflopen,
- erna: speel hoe de situatie zich verder kan ontwikkelen, bijvoorbeeld: een jaar later.
Sterke kanten van de werkvorm zijn:
- je kan creatieve oplossingen stimuleren,
- de verschillende rollen vertegenwoordigen ieder een andere invalshoek om naar de situatie te kijken,
- spelend verwerken van de beleefde vertelling.
Pantomime
Non-verbaal uitbeelden heeft aantrekkelijke kanten:
- het gaat er even niet om of je goed uit je woorden kan komen,
- toneelspelen met woorden kan soms de totale uitbeelding en de beleving vervangen, en dat is een verzwakking van uitdrukkingsmogelijkheden; bovendien doet het een beroep op het in taal begrijpen van een situatie i.p.v. het meevoelen met de rollen,
- het gaat over fysieke uitdrukkingskracht: hoe ziet een speler er uit, hoe beeld je karakters en emoties uit,
- ingewikkelde handelingen als pantomime uitbeelden vraagt om een heel helder begrip van de handeling.
Overigens: wat ik hier over pantomime schrijf gaat ook op voor tableaus. Je zou tableaus kunnen zien als een soort 'gestolde' momentopname uit een pantomime.
Bekijk ook het onderdeel Pantomime van deze site, met twee minigidsen.
Vertelpantomime
In de vertelpantomime vertelt de leerkracht/verteller een kort verhaal. De hele klas beeldt het verhaal uit (meestal non-verbaal), alle leerlingen tegelijk en direct onder het vertellen.
Dat betekent, dat een verhaal moet bestaan uit een aaneenschakeling van handelingen en direct uitbeeldbare gebeurtenissen. Daar zijn twee variaties op:
- We gaan met z’n allen naar... (het strand, de dokter, het bos, met de trein, ...). Alle leerlingen doen op hun eigen manier mee met de handelingen (inpakken van je tas, wat neem jij mee? enz.).
- Alle leerlingen spelen de hoofdrol van het verhaal; de leerkracht/verteller vertelt wat er gebeurt en speelt eventueel de tegenspelers. Bijvoorbeeld: mamma (=verteller) gaf de boodschappentas en het briefje aan de hoofdpersoon —die pakt ze aan (leerlingen beelden uit) en neemt ze mee naar de winkel en maakt daar van alles mee.
Sterke kanten van de werkvorm zijn:
- iedereen kan meedoen, en eventueel kijkend ideeën van anderen opdoen,
- je oefent gedrag in een situatie, met name de oplossingen van de hoofdpersoon,
- je oefent het uitbeelden van (complexe) handelingen, liefst zo compleet mogelijk,
- je beeldt concreet uit en ervaart zo wat de hoofdpersoon meemaakt.
Poppenspel
Bijzonder is, dat de pop van alles doet en meemaakt — en eigenlijk niet jijzelf als speler. Dat schept een soort veilige afstand, die het voor bijvoorbeeld verlegen kinderen makkelijker kan maken.
Daarnaast: ook moeilijkere onderwerpen kunnen op die manier makkelijker speelbaar worden.
Sterke kanten van de werkvorm zijn:
- een pop kan dingen doen en meemaken, die als toneelspeler moeilijker uit te beelden zijn
- poppen hebben vaak een heldere rol, met een helder uiterlijk en heldere eigenschappen, eventueel cliché-achtig (en ook daar kan je mee spelen),
- wanneer kinderen praten met een pop praten ze met die pop, niet met de speler, zelfs niet als een leerkracht de speler is — waarmee een pop een uitstekende interviewer of scheidsrechter kan zijn.
Schimmenspel
Wanneer je in je klas een touw spant kan je daar een laken aan hangen. Aan de ene kant zet je een lamp, aan de andere kant het publiek. Met een laken en knijpers is dat minder ingewikkeld dan je misschien dacht!
Schimmenspel speel je met levende schimmen (de kinderen zelf), of met poppenkastpoppen of zelf gemaakt kartonnen schimmen. Zie de minigids Schimmenspel, ook voor spelaanwijzingen bij schimmenspel.
Sterke kanten van de werkvorm zijn:
- dezelfde als bij poppenspel,
- je kan gebruik maken van de wondertjes die schimmen mogelijk maken: uit een grote schim kan iets kleins tevoorschijn komen; door te spelen met de afstand tot het doek kan een schim groeien of krimpen, scherper worden of zelfs totaal vervagen,
- het spel van licht en donker roept altijd een heel speciale magische sfeer op.
Hoorspel, geluidscollage
In een geluidscollage maak je een soort geluidsdecor, waarin je laat horen wat er op een plek op een bepaald moment allemaal aan de hand is. Dat kan bestaan uit louter geluiden, maar ook mensen en wat zij zeggen of roepen kan daar onderdeel van zijn. Zo’n geluidsdecor kan constant zijn, maar er kan zich ook een duidelijk ontwikkeling voordoen, als een soort verhaal. In een hoorspel speelt zich een verhaal af in zo’n geluidsdecor, met rollen die dingen doen (in geluid) en zeggen.
Heel bijzonder wordt het, wanneer subgroepjes een hoorspel voorbereid hebben, en de rest van de toehoorders de ogen dicht doet tijdens de presentatie ervan. Dan zien ze niet wat de spelers doen, en hun onderlinge (stille) communicatie, maar horen ze echt alleen maar het verrassende resultaat.
Sterke kanten van de werkvorm zijn:
- je spreekt een ander zintuig aan,
- je kan dingen laten gebeuren die je op een toneel niet of nauwelijks kan uitbeelden,
- omdat je het volgende geluid niet ziet aankomen is het voor de toehoorders heel verrassend,
- oplossingen verzinnen om een geluid te maken van iets wat er niet echt is kan heel spannend zijn — want hoe klinkt dat geluid nou echt, en hoe maak je dat hoorbaar?
Rollenspel, simulatiespel
Misverstand is, dat ‘rollenspel’ een ander woord is voor toneelspelen, waarin iedereen een rol speelt.
Rollenspel is de vakterm voor het spelend oefenen van gedrag, datgene wat je in een situatie of rol het beste kan doen. Het wordt veel gebruikt in therapeutische situaties, maar ook voor simpelere omstandigheden (bij jonge kinderen bijvoorbeeld: hoe neem je de telefoon op?). Centraal staat het vinden van voor jou persoonlijk nieuwe oplossingen hoe je je in situaties kan gedragen.
In dramacomposities bijvoorbeeld: de hoofdpersoon deed iets, dat blijkt niet handig te zijn, zou je in een rollenspel alternatieven kunnen uitproberen?
Simulatiespel is de meer formele variant, vaak gericht op het verbeteren van een leefsituatie. In rollenspel ontwikkel je je eigen persoonlijkheid, maar in simulatiespel staat de rol als functie in een situatie centraal. Bijvoorbeeld de rol van directeur naast die van werknemer, of van uitkeringsgerechtigde naast contactambtenaar. Rollen reageren dan vanuit hun functie, niet in de eerste plaats vanuit hun persoonlijke eigenschappen. Maar de vraag blijft: wat is dan effectief gedrag?
In dramacomposities bijvoorbeeld: er is een probleem dat een grote groep mensen raakt (kantoor, wijk, stad, land), welke personen met functies (directie, bestuur, ...) spreek je aan, hoe organiseer je dat, hoe komen jullie tot een oplossing?
Soms worden de termen rollenspel en simulatiespel door elkaar heen gebruikt.
Sterke kanten van de werkvorm zijn:
- het zoeken naar oplossingen in moeilijke situaties: hoe zou jij het aanpakken?
- spelend zoeken naar effectief gedrag
- goed samenwerken is vaak een sleutel.
Een voorbeeld hiervan, forumtheater, staat in hoofdstuk 4.
Teacher in role (leraar in de rol)
Dit is een werkwijze, waarbij een leerkracht meespeelt in het spel. Deze speelt een ‘sleutelrol’, waarmee je je in het spel kan mengen, en op die manier sturing kan geven aan het spelverloop. Bijvoorbeeld: de burgemeester, de goede fee, ..., ... .
Het is wel belangrijk om dan de spelersrol en de lerarenfunctie helder te scheiden. Bijvoorbeeld: ‘met een hoedje op ben ik de rol, wanneer ik het hoedje afzet ben ik weer even gewoon de juf of meester’ en luistert de klas anders.
Sterke kanten van de werkvorm zijn:
- Je kan op een natuurlijk voelende manier het spel bijsturen: "Zo meneer de burgemeester, dat is een moeilijke situatie. Heeft u misschien een idee om het aan te pakken?" is heel wat prettiger dan van de kant af sissen "Jij moet! Jij moet nu wat zeggen!"
- Je hoeft het spelverloop niet te onderbreken als regisseur van de kant af.